Een paarse flikkering in zijn ogen. Dat is wat me direct opvalt. Ik had om twaalf uur met hem afgesproken bij het Centraal Station in Amsterdam. Bloednerveus want als hij nou niet zou komen of als ze hem nou niet zou herkennen van de foto, hij zoals gewaarschuwd een seksmaniak zou zijn, of nog erger een misdadiger?
Bij de info staat een man met lang grijs haar in een paardenstaart. Hij is ongeveer 1m80 lang en draagt een bruine hoed die met een zwart touwtje is vastgemaakt rond zijn gezicht. Hij steekt zijn hand uit.
‘Ik heb je direct herkend,’ lacht hij en laat een gaaf gebit zien.
’‘En dat komt niet,’ fluistert hij, ‘door die twee ontbrekende tandjes van je die hoe komt het ook alweer maar niet willen doorkomen? Dat past wel met het beeld dat ik van je heb. Jij mooie dame uit Amstelveen, kom geef me een hand, wij gaan Amsterdam verkennen.’
Zijn vlotte manier van optreden verwart me. Had ik hem anders ingeschat? Hij loopt snel. En waar gaan ze naar toe? Eigenlijk kent ze Amsterdam helemaal niet zo goed zonder plattegrond. Maar daarover hoeft ze niet na te denken want hij heeft kennelijk al een plannetje gemaakt.
‘Ik ken hier nog café’s waar gerookt mag worden,’ zegt hij als ze de Nieuwezijds inlopen.
‘Wat zeg je, anderhalf pakje per dag? Maar meisje toch, wil jij dan niet oud worden?’
Meisje. Net als in de mails. Zijn ogen zijn op mij gericht.
‘Je hebt inderdaad een lekker kontje, draag je ook wel eens een rokje? Misschien komen we wat leuks tegen, ik trakteer.’
Ik kom er eindelijk tussen.
‘Dan lopen we nu de verkeerde kant op als je wilt shoppen.’
Dan staat hij even stil.
‘Ben je soms een beetje verlegen? Zal ik wat langzamer lopen? Je hebt me verteld over je psychische diagnose,
hoewel ik nog steeds niet begrijp wat deze precies inhoudt, jij? Ik zeg altijd,’ – en hij raakt even haar voorhoofd aan –
‘wat belangrijk is wat er zich hier afspeelt. We zijn allemaal Boeddah’s, jij ook en we hebben allemaal die kracht om onszelf te helen dus jij ook.’
Ik kijk om me heen. Zijn ze soms beland in de Warmoesstraat? Was het opgezet spel? Weer die indringende blik.
‘Ik kom niet voor de hoeren hoor, ik wil gewoon een jointje roken en ik denk dat het jou ook wel wat kan ontspannen, nee drank hoeft voor mij niet maar een sigaretje op zijn tijd mag wel.’
Het is druk in de straten. Zeker nu de kerstdagen in het verschiet komen. Toeristen, zakenmensen, winkelende echtparen, huilende kinderen, een rot stad vindt het ze het. Rust! Bomen! Dat wil ze.
Shoppen. Met mijn maat in een rokje? Ik weet niet wat ik nou precies van hem moest denken. Hij is zo vlug als een ratelslang en lijkt de stad erg goed te kennen.
’Ik heb zin om dat mooie koppie van jou een zoen te geven. Vind je dat erg?’
’Waarom ik? Je kent me helemaal niet.’
Hij slaat een arm om mijn schouder,
‘Waarom jij ? Het zijn van die zinloze vragen. Ieder mens is uniek, dat weet je toch wel? Dat koppie van jou met al die gangen en kronkels.Ik zou er graag een frisse wind doorheen laten waaien.’
Mijn adem stokt even.
‘Toen ik Dominique verloor dacht ik niet dat ik ooit nog eens een leuke vrouw zou ontmoeten. Afijn je kunt het allemaal lezen in mijn boek ‘Bezinning’.Hij zwijgt even. ‘En ik geloof dat zelfs haar overlijden een reden had hoe wrang het ook was. Ze heeft me aangemoedigd om een andere weg in te slaan. Het zwerversbestaan te verlaten en na te gaan denken over mijn toekomst. En zo kwam ik in Den Haag terecht, hoewel ik zeker weet dat ik terugga naar Brussel. It’s my hometown.’
’Maar nu gaan we pret maken, jij en ik, het hoeft toch niet allemaal zo serieus de eerste keer?’
Hij wijst naar een café.
‘Zullen we?’
Overrompeld laat ik me meevoeren naar binnen. Het is geen grote ruimte. Wat me intrigeert is de enorme boekenkast aan de wand en het grote scherm met met beelden van natuurfilms. En dan hoor ik opeens de tune van Animal Planet waar ik zo dol op ben en voelt het toch een beetje vertrouwd.
Maar als ik een sigaret op wil steken staat er opeens een ober voor mijn neus.
‘Wij accepteren geen sigaretten hier,’ zegt hij een beetje kortaf.
Haar gesprekspartner neemt het heft in handen.
‘De dame wenst geen hasj te gebruiken beste man, mag ze dan geen enkel sigaretje opsteken?’
De ober is niet van zijn stuk te brengen.
‘We voeren een strikt beleid, u kunt rustig buiten een sigaretje opsteken als u dat wilt.’
Hij staat op.
‘Dan gaan we toch buiten zitten? Genoeg te zien dacht ik zo.’
Het is koud, zeer koud maar ik loop hem achterna. we namen plaats aan een tafeltje. Wat we willen drinken.
‘Ze hebben hier hele lekkere vruchtensappen,’ adviseert hij.
‘Ben zelf niet zo’n koffiedrinker maar dat hebben ze natuurlijk ook.’
Ik kijk op mijn horloge. Ik ben doodmoe! Hij deed erg zijn best maar misschien net iets te veel.
Daar zat ik dan, in de Warmoesstraat, in de kou in een alternatief café. De koffieshop ‘De zoete inval’in Amstelveen is ver weg.
Dan voel ik zijn blik op mij.
‘Die kou verruimt je geest vind je niet? Wat doe jij eigenlijk de hele dag in Amstelveen, koffie drinken in het winkelcentrum?’
‘Amstelveen heeft ook een prachtige poel en een bos, ‘antwoord ik een beetje bits.
Hij neemt een slokje van zijn thee.
‘Ja een aangelegd bos,’ weet ik, ‘met keurige paadjes waar het hele gezin in de weekenden met wandelwagen te vinden is. En het Vondelpark? Spreekt dat je aan? Ben je al eens naar de concerten gegaan in de zomer? Moeten we echt eens doen, zo gezellig. Allemaal vrolijke gezichten en dan de zonnestralen over je bolletje laten glijden, zalig, hou jij eigenlijk van de zee?’
Ik sta op.
‘Weet je wat mij wat geestverruiming geeft? Een wandeling naar huis. Met een boek voor de kachel. En een burgerlijke snack.Ik zal de drankjes gaan betalen.’
Hij wrijft over zijn haar. Het was net alsof hij dit heeft verwacht.
‘Ja hoor meid ga jij maar lekker terug naar Amstelveen, je hebt mijn telefoonnummer toch?’
Als ik heb betaald geef ik hem een hand.
’Kom eens hier meisje,’ zegt hij zacht en fluistert iets in mijn oor.
‘Onze schepper zei het volgende: No one saves us but ourselves. No one can and no one may. We ourselves must walk the path. Ik wil je alleen een boekje geven dat ik voor je heb gekocht. Je hoeft het niet te lezen maar er staan wel waarheden in.
Denken op een ander niveau. Daar is toch niets mis mee?’
Ik neem het boekje in ontvangst. Op de cover staat ‘Deepak Chopra, Buddha’ en in kleine letters ‘de weg naar verlichting.’
‘Dat is erg lief van je,’ prevel ik en geef hem spontaan een kus op zijn wang.
’Je hoeft niet te huilen ,’ fluistert hij.
‘Heus er zijn andere wegen om tot jezelf te komen, toe ga maar. Het Amsterdamse Bos wacht op je en lief dat je onze drankjes hebt betaald.’
Langzaam loop ik terug naar het Leidseplein. Op het plein wordt geschaatst. Ik ga op een terrasje zitten en pak mijn mobieltje.
‘Hee meisje zit je al veilig in de bus, heb je het niet te koud?
Ik zwijg even
‘Wil je bedanken.’
‘Waarvoor dan?’
‘Daarvoor.’
‘Ik begrijp het meisje, zorg je goed voor jezelf? Het kan nog wel eens hard waaien in het bos.’
T. Neuhaus-van Leek schreef:
Tijdens het lezen gaan je gedachten alle kanten op, maar het eindigt toch anders dan verwacht. Leuk gedaan.
Alleen begreep ik niet in het begin: “Ellen en Tom”, is Ellen de ik-figuur? Waarom dan niet “Tom en ik”? Haar naam doet er niet toe.
Ingrid schreef:
Sorry voor de verwarring maar ik heb het verhaal herschreven. Ik hoop dat het verhaal nu beter loopt! Dank je wel.